Over lexicale voorkeuren in de alternantie tussen de "skoon bysin" en de "dat-bysin": Een distinctieve collexeemanalyse
Het is bekend dat de variatie in het hedendaagse Afrikaans tussen (i) de complementzin met bijzinsvolgorde en het onderschikkend voegwoord dat en (ii) de zgn. "skoon bysin" zonder voegwoord en met hoofdzinsvolgorde onder meer bepaald wordt door lexicale factoren: de skoon bysin zou vooral...
Gespeichert in:
Veröffentlicht in: | Tydskrif vir geesteswetenskappe 2016-03, Vol.56 (1), p.117-133 |
---|---|
Hauptverfasser: | , , |
Format: | Artikel |
Sprache: | eng |
Online-Zugang: | Volltext |
Tags: |
Tag hinzufügen
Keine Tags, Fügen Sie den ersten Tag hinzu!
|
Zusammenfassung: | Het is bekend dat de variatie in het hedendaagse Afrikaans tussen (i) de complementzin met bijzinsvolgorde en het onderschikkend voegwoord dat en (ii) de zgn. "skoon bysin" zonder voegwoord en met hoofdzinsvolgorde onder meer bepaald wordt door lexicale factoren: de skoon bysin zou vooral voorkomen na matrixzinnen met sê, dink, glo, hoop of een ander (hoog frequent) werkwoord van communicatie of cognitie (zie bv. Malherbe 1966; Feinauer 1990; Bosch 1999). Empirisch onderzoek naar de lexicale voorkeuren van allerlei matrixwerkwoorden voor deze of gene constructie is echter nog nauwelijks voorhanden. In deze bijdrage wordt aan de hand van een distinctieve collexeemanalyse (Gries & Stefanowitsch 2004) nagegaan welke werkwoorden een significante voorkeur vertonen voor de dat-bijzin dan wel de skoon bysin in een corpus hedendaags journalistiek taalgebruik. We vergelijken de resultaten met de bevindingen van Van Rooy & Kruger (2016) en formuleren enkele voorzichtige conclusies over de semantische subtypes van werkwoorden die wel en niet worden aangetrokken tot de constructie met een skoon bysin. |
---|---|
ISSN: | 0041-4751 2224-7912 |
DOI: | 10.17159/2224-7912/2016/v56n1a8 |